De Nederlandse schapen- en geitenfokkersorganisatie NSFO en de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht zijn bezig met een onderzoek naar de uiergezondheid bij vleesschapen. De uitkomsten worden in de tweede helft van 2015 bekendgemaakt.
In de maanden februari, maart en april 2015 hebben twee masterstudenten van de faculteit Diergeneeskunde samen met een studente Toegepaste biologie van de HAS Hogeschool in Den Bosch in heel Nederland melkmonsters verzameld van schapen. In totaal werden er zo’n 225 ooien, verspreid over 15 bedrijven, bemonsterd. Elke ooi werd twee keer onderzocht, eerst in de eerste drie weken na het lammeren en nog eens drie weken later. Van iedere ooi werden van beide uierhelften melkmonsters verzameld voor bepaling van het celgetal en voor bacteriologisch onderzoek.
Op dit moment is de verwerking van deze gegevens in volle gang. In de tweede helft van 2015 zullen de uitkomsten bekendgemaakt worden.
Meestal te laat ontdekt
Volgens dierenarts Piet Vellema van de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) komt uierontsteking op alle bedrijven met vleesschapen voor, al verschilt de incidentie nogal per bedrijf. “Gemiddeld krijgt een paar procent van de ooien op vleesschapenbedrijven jaarlijks mastitis, maar het is geen probleem dat voor enorme uitval zorgt.”
Een belangrijke mastitisverwekker is de zogenaamde pasteurellabacterie die tegenwoordig officieel Mannheimia haemolytica heet. “Die komt voor in het neus- en keelgebied van de lammeren en via het drinken kunnen die in de uier terechtkomen.” Ook Staphylococcus aureus kan ernstige mastitis veroorzaken. Daarnaast komen andere bacteriën in mindere mate voor.
Vellema noemt verder mastitis bij schapen die hoog in het rantsoen staan en de lammeren maar kort zogen. “Na het spenen kan er dan veel druk op uiers komen te staan, wat mastitis in de hand kan werken.” Ook ecthyma, zere bekjes, verhoogt de kans op uierontsteking. “En momenteel zijn de verschillen tussen dag- en nachttemperatuur vrij groot; dat is eveneens een risicofactor.”
Aan uierontsteking bij vleesschapen is weinig te doen, omdat het meestal te laat wordt ontdekt, zegt Vellema. “Vaak gaat de aangedane uierhelft verloren.”
Managementtechnisch dragen voldoende hygiëne en een fris klimaat in de stal bij aan het voorkomen van mastitis. Het buitenklimaat is sowieso beter voor de uiers dan het klimaat in de stal. “We zien minder mastitis bij schapen in de wei”, aldus Vellema.
Foktechnisch zou het aantal mastitisgevallen kunnen worden verminderd door ooien die mastitis hebben gehad en de nakomelingen van die dieren uit te sluiten van fokkerij.