Ook in winters met veel gras moeten drachtige schapen worden bijgevoerd om aandoeningen als melkziekte, slepende melkziekte en stijve overhouders te voorkomen. Dat meldt de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD).
De Veekijker krijgt ook dit jaar vragen over deze aandoeningen die jaarlijks in meer of mindere mate voorkomen. Het optreden ervan hangt in vrijwel alle gevallen samen met het rantsoen van drachtige dieren. In winters met veel gras blijkt dat schapen die buiten lopen vaak weinig krijgen bijgevoerd. Veel schapenhouders menen ten onrechte dat schapen in open winters met veel gras geen bijvoeding nodig hebben.
Bijvoeding van drachtige schapen is niet alleen van belang voor het schaap zelf, ook voor de vitaliteit van lammeren en de biest- en melkproductie na het aflammen.
Laag drogestofgehalte
Een open winter met een ruim grasaanbod heeft voordelen maar ook nadelen, zeker als het veel regent en het drogestofgehalte van het gras langdurig laag is. Schapen moeten onder dergelijke omstandigheden veel gras opnemen om in hun behoefte te voorzien. Lukt dat niet, dan heeft dat consequenties voor de ontwikkeling van de placenta, die vooral plaatsvindt in de periode van dertig tot negentig dagen dracht. Tijdig bijvoeren kan nodig zijn, aldus de GD.>