Veehouders in Kootwijkerbroek hebben de langslepende rechtszaak over de gevolgen van de uitbraak van mond-en-klauwzeer (MKZ) in 2001 inhoudelijk verloren. Volgens het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) waren de lab-uitslagen van destijds voldoende betrouwbaar en was het ruimen van de dieren niet disproportioneel.
Vanwege de MKZ-uitbraak in 2001 zijn honderdduizenden dieren op grote schaal geruimd om de verspreiding van het zeer besmettelijke virus tegen te gaan. Getroffen veehouders in Kootwijkerbroek verzetten zich tegen die ruimingen omdat zij niet overtuigd waren dat in hun omgeving daadwerkelijk MKZ was uitgebroken. Zij hadden vooral twijfel of de vaststelling van het laboratorium juist was.
‘Terecht MKZ-verdacht’
Het CBb concludeert in zijn einduitspraak van 7 januari dat toenmalig minister Brinkhorst van LNV ‘op goede gronden heeft geconcludeerd dat de vaststelling van het laboratorium juist was’. De betrokken dieren zijn terecht als verdacht van MKZ aangemerkt, aldus de rechtbank, en het ruimen van de dieren was niet disproportioneel.
Emotionele schade
De veehouders hebben de rechtszaak inhoudelijk verloren. Wel krijgen zij een vergoeding voor de geleden emotionele schade, omdat procedures van de rechtszaak sneller hadden moeten verlopen, aldus het CBb.