Atrofische Rhinitis (AR) is een ontsteking van de neus. Hierdoor worden de neusschelpen aangetast, die vervolgens geheel of gedeeltelijk verdwijnen. Ook het neustussenschot wordt aangetast. Dit resulteert in een afwijkende neusvorm (korte, rimpelige, scheve neuzen). Als gevolg van deze aandoening is de ‘filterwerking’ van de neus (sterk) verminderd, waardoor schadelijke stoffen en gassen gemakkelijker in de longen kunnen komen.
Oorzaak
De ziekte wordt veroorzaakt door AR veroorzakende Pasteurella multocida (Pm) bacteriën en Bordetella bronchiseptica (Bb) bacteriën. De AR veroorzakende Pm scheidt een gifstof uit, het DNT genoemd die de neusschelpen en neustussenschot van het varken aantast. Ook de Bb maakt een gifstof die het neustussenschot en de neusschelpen aantast.
De Pm-bacteriën kunnen verdeeld worden in verschillende soorten. De soort die AR veroorzaakt wordt ook wel Pm-plus genoemd en veroorzaakt een progressief verlopende AR. Pm-plus kan bij varkens tot circa 2 jaar oud nog AR veroorzaken. De Bordetella bronchiseptica komt zeer algemeen voor in de neus bij varkens en kan bij biggen tot circa zes weken aantasting van de neusschelpen veroorzaken. Het gif van de bacterie veroorzaakt in het algemeen slechts geringe afwijkingen aan de neus en geeft geen of weinig groeivertraging. Deze vorm van AR kan weer (ten dele) herstellen en is niet progressief.
Het gelijktijdige optreden van een Pm-plus en een Bb-infectie verergert het ziekteverloop meestal. Naast deze bacteriën speelt het management een belangrijke rol, in de vorm van klimaatbeheersing, leeftijdscheiding, het naleven van strikt all-in all-out en de bezettingsgraad.
Verschijnselen
De aandoening kenmerkt zich door proesten, niezen, bloedneuzen, traanstrepen en korte en/of kromme neuzen. Als gevolg van de ontsteking nemen de varkens minder voer op en vermindert de groei.
Preventie
Wanneer biggen weinig afweerstoffen via de biest opnemen, kan al op zeer jonge leeftijd (vanaf de eerste week) een Bb-infectie in de neusjes optreden. De hoeveelheid Bb die nodig is om groeistoornissen in de neusschelpjes te veroorzaken, ligt op deze leeftijd lager dan op drie of zes weken leeftijd. Bij biggen van zes weken oud geeft zelfs een zware Bb slechts geringe afwijkingen. Bovendien herstellen de door Bb veroorzaakte afwijkingen vaak na circa vier tot acht weken; de neusschelpen blijven wel vaak afwijkend van vorm. Een gecombineerde Bb en Pm-plus besmetting heeft vaak ernstiger gevolgen dan een Pm-plus infectie alleen. Naast afweerstoffen tegen Bb worden via de biest ook afweerstoffen tegen Pm-plus en DNT uitgescheiden. Een goede biestopname is dus essentieel.
Irritatie van de neusslijmvliezen door stalstof, stalgas, maar ook door andere ziektekiemen bevordert de ontwikkeling van de Pm. Optimalisatie van het stalklimaat is dan ook een belangrijke factor bij het bestrijden van progressieve AR.
AR wordt gemakkelijk overgebracht van oude, besmette varkens naar jonge varkens. Om dit te voorkomen is het goed doorvoeren van het ‘all-in all-out’ principe in de kraamstal bij de gespeende biggen en vleesvarkens een ‘must’.
Er bestaan meerdere ziektekiemen die het neusslijmvlies irriteren en/of beschadigen en die de groei van Pm-plus en het ontstaan van AR kunnen bevorderen. Het gaat vooral om de ziektekiemen: Mycoplasma’s, Chlamydia’s, Inclusion Body Rhinitis (IBR) virus, PRRS-virussen, Circo-2-virussen en Influenzavirussen. Bij de bestrijding en stabilisatie van progressieve AR, dient men voldoende aandacht te besteden aan deze kiemen. Aangevoerde klinisch gezonde varkens kunnen drager zijn van Pm-plus. Voer daarom alleen dieren aan die afkomstig zijn van Pm-plus-vrij gecertificeerde bedrijven. Voer geen katten, konijnen, honden enz. aan van andere varkensbedrijven.
Zorg ervoor dat bezoekers alleen gedoucht en voorzien van bedrijfskleding het bedrijf betreden.
Behandeling
Om de schade van AR te beperken en de infectiedruk te verlagen, wordt er zo snel mogelijk een behandeling ingesteld met een antibioticum dat minimaal goed werkt tegen Pm-plus.
Het is belangrijk om bij het opstarten van de medicatie direct te beginnen met een vaccinatie tegen Pm-plus. Dit om de kosten van medicijngebruik en de arbeidstijd die nodig is om de biggen te behandelen, zo snel mogelijk te kunnen verminderen. De zeugen, opfokgelten en beren worden gevaccineerd met het vaccin dat de hoogste titer tegen het Pm-DNT opwekt.
Het ruimen van de besmette varkenstapel is de snelste en meest zekere manier om vrij te worden van de ziekte. De stallen dienen na het ruimen grondig te worden gereinigd en ontsmet en ongedierte moet worden bestreden. Het afvoeren van de gehele zeugenstapel brengt hoge kosten met zich mee en is meestal niet de eerste optie nadat de infectie met Pm-plus is vastgesteld. Bij het onder controle brengen van de ziekte door middel van medicatie en vaccinatie, zijn de vaccinatiekosten een steeds weer terugkerende kostenpost. Het kan aantrekkelijk zijn om door middel van onderzoek de nog besmette dieren op te sporen en af te voeren van het bedrijf en vervolgens te stoppen met de vaccinatie.