Bovine Spongiform Encephalopathy (BSE) is een langzaam verlopende aandoening van het centrale zenuwstelsel bij runderen, die uiteindelijk tot de dood leidt.
Oorzaak
De verwekker van BSE is een prion. Dit prioneiwit is zeer resistent tegen verhitting en de meeste desinfectiemiddelen.
Verschijnselen
De verschijnselen van BSE treden meestal op vanaf de leeftijd van drie jaar. De dieren zijn bij aanvang van de verschijnselen gemiddeld vier jaar oud en kunnen in een periode van 2 weken tot enkele maanden de volgende verschijnselen gaan vertonen:
Stadium 1: gedragsverandering (angst, zeer alert, slaan, ontwijken veehouder, anders dan voorheen reageren op bedrijfsroutine);
Stadium 2: neurologische verschijnselen (spiertrillingen, afwijkende gang, spontaan vallen);
Stadium 3: verandering in reactie op prikkels (aanraken, geluid en licht);
Stadium 4: steeds moeilijker overeind komen, totdat de dieren niet meer kunnen staan (vijftig procent van de dieren wordt pas in dit stadium opgemerkt).
Behandeling en preventie
De aanpak van BSE bestaat uit het testen van runderen aan de slachtlijn en runderen die ter destructie worden aangeboden. Daarnaast is BSE aangifteplichtig. Dit betekent dat bij een verdenking NVWA (Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit) moet worden ingeschakeld. Verdachte dieren worden overgenomen door de overheid en bij een aangetoonde besmetting worden ook dieren met een verhoogd risico overgenomen en vernietigd. De NVWA is belast met de uitvoering.
Sinds 1 juli 2011 worden alle geslachte dieren ouder dan 72 maanden via de snelle test gecontroleerd op BSE. Bovendien worden alle voor destructie aangeboden dieren ouder dan 48 maanden aan deze test onderworpen.
Klinisch verdachte dieren moeten worden gemeld bij het Centraal Meldpunt Dierziekten (045 5354232). Vervolgens worden deze dieren beoordeeld door een zogenaamd specialistenteam, bestaande uit een dierenarts van NVWA en de practicus. Als BSE niet kan worden uitgesloten, wordt het dier overgenomen door de NVWA en voor onderzoek aangeboden aan het CVI-Lelystad.Het betreffende bedrijf wordt ‘op slot’ gezet tot de uitslag bekend is.
Blijkt uit onderzoek van CVI-Lelystad dat het dier besmet is, dan worden alle dieren met een verhoogd BSE-risico op gebruikswaarde getaxeerd en door NVWA overgenomen. Van al deze geruimde dieren wordt hersenmateriaal onderzocht op BSE en de karkassen worden adequaat vernietigd (verbrand).De overige op het bedrijf aanwezige dieren worden door EL&I in het I&R-systeem gemerkt. Deze dieren komen niet in aanmerking voor levende export naar specifieke landen. Melk- en vleesproducten van gedeeltelijk geruimde bedrijven worden door het bedrijfsleven afgenomen. Eventuele extra kosten worden door het bedrijfsleven gedragen.Tot nu toe zijn op geen enkel bedrijf in Nederland waar BSE bij een rund is vastgesteld, andere met BSE besmette dieren gevonden.