Trilziekte of Aviaire Encephalomyelitis (AE) werd voor het eerst aangetroffen in 1930 en is wereldwijd verspreid. De ziekte komt voor bij kip, kalkoen en fazant. De grootste economische schade wordt veroorzaakt bij jonge kuikens.
Oorzaak
Trilziekte wordt veroorzaakt door een Picornavirus. Na besmetting vermeerdert het virus zich in het darmslijmvlies van de dunne darm. Kort daarna verspreidt het virus zich via de bloedbaan door het hele lichaam: het virus komt terecht in lever, milt, nier, pancreas, en uiteindelijk ook in de skeletspieren en het centrale zenuwstelsel.
Verschijnselen
Trilziekte uit zich bij jonge kuikens in op de hakken zitten, op de zij liggen, verlammingen en dwangbewegingen. De sterfte als gevolg van uitputting kan oplopen tot 50 procent. Dieren ouder dan twee weken hebben leeftijdsresistentie voor de hiervoor beschreven symptomen. Bij onbeschermde eierleggende dieren kan trilziekte leiden tot aantasting van de ooglens, ernstige tijdelijke eiproductiedalingen en daling van de broeduitkomsten. Hoe deze productiedaling tot stand komt is nog niet duidelijk. Mogelijk wordt de ovulatie (eisprong) geremd door een vermeerdering van het virus in de eierstok. Deze productiedaling is tijdelijk en duurt over het algemeen twee weken. De morbiditeit (percentage zieke dieren) ligt tussen de 40 en 60 procent.
De diagnose van trilziekte wordt in de meeste gevallen met grote zekerheid gesteld aan de hand van microscopisch onderzoek van hersenen, hartspier, alvleesklier en overgang kliermaag-spiermaag. Soms is het wenselijk het virus aan te tonen. Hiervoor wordt hersenweefsel onderzocht met behulp van een IFT (immunofluoriscentietest) of wordt een viruskweek ingezet. Tevens kunnen gepaarde bloedmonsters een stijging in antilichamen laten zien waarmee een recente infectie is aangetoond.
Behandeling en preventie
Trilziekte kan alleen preventief worden behandeld, genezing is niet mogelijk. Sinds de introductie van een (levend) vaccin in 1961 worden eierleggende dieren preventief gevaccineerd. Het vaccin is een levend vaccin.
Vaccinatie kan via de wingweb-methode in combinatie met pokken of via het drinkwater worden uitgevoerd. Opfokdieren moeten ten tijde van de vaccinatie acht tot tien weken oud zijn. Tot die tijd kunnen maternale afweerstoffen aanwezig zijn. De enting dient echter wel minimaal vier weken voor het begin van de legperiode te worden uitgevoerd. Het entvirus kan namelijk tot een maand na de vaccinatie via de eieren worden uitgescheiden. Bij jonge gevoelige kuikens kan het entvirus ziekteverschijnselen veroorzaken.
De opbouw van afweerstoffen komt negen tot elf dagen na de vaccinatie op gang. Met behulp van een ELISA kunnen in het bloed antilichamen worden aangetoond waarmee gecontroleerd kan worden of de vaccinatie is aangeslagen. Bij een titer van drie en hoger hebben de dieren voldoende afweerstoffen om verticale transmissie te voorkomen.