Een verminderde afweerreactie van de koe tegen het kalf kan leiden tot ‘aan de nageboorte blijven staan’: het vertraagd loslaten van de nageboorte. Dat blijkt uit promotieonderzoek van Lindert Benedictus aan de Universiteit Utrecht.
Als een normaal werkend afweersysteem van een drachtige koe in contact komt met cellen van het kalf, ontstaat er een afweerreactie tegen deze ‘lichaamsvreemde’ cellen. Het normale verloop van deze afweerreactie van de koe tegen het kalf heeft geen negatieve gevolgen voor de gezondheid van de koe of het kalf.
Maar een verminderde afweerreactie van de koe tegen het kalf kan leiden tot ‘aan de nageboorte blijven staan’: het vertraagd loslaten van de nageboorte. Zogenaamde MHC klasse I-eiwitten wekken een sterke afweerreactie op en Benedictus toonde aan dat wanneer de MHC klasse I-eiwitten van het kalf gelijk zijn aan die van de koe er een grote kans is dat de koe aan de nageboorte blijft staan. Daarnaast liet hij zien dat aan de nageboorte blijven staan na het inleiden van de geboorte te maken heeft met een vermindering van de afweerreactie van de moeder tegen het kalf.
Bloederkalveren
Benedictus deed ook onderzoek naar kalveren met de stollingsstoornis boviene neonatale pancytopenie; men spreekt ook van ‘bloederkalveren’. Schadelijke antistoffen opgenomen uit de biest van de moeder veroorzaken de aandoening. Deze anti-koe-antistoffen ontstaan in de moeder door het gebruik van een specifiek vaccin tegen de rundervirusziekte BVD. Bloederkalfmoeders hebben een speciale genetische achtergrond waardoor ze veel anti-koe-antistoffen aanmaken als ze gevaccineerd worden met dit vaccin. De anti-koe-antistoffen herkennen verschillende eiwitten, maar de promovendus concludeert dat alleen die antistoffen die MHC klasse I-eiwitten herkennen leiden tot een bloederkalf. Alle cellen hebben MHC klasse I-eiwitten, maar de anti-koe-antistoffen vallen met name cellen aan met veel MHC klasse I-eiwitten. Dit leidt vervolgens tot het typische ziektebeeld van een bloederkalf.