Het BVD-virus kent twee verschillende typen. In Nederland worden de meeste infecties veroorzaakt door BVD type 1. Maar in 2013 vindt er een uitbraak plaats van het BVD type 2 op vleeskalverbedrijven. Het betreft uitsluitend blankvlees- en rosébedrijven. Steeds zijn er kalveren van Duitse herkomst bij betrokken.
Oorzaak
BVD wordt veroorzaakt door een virus die wereldwijd voorkomt. Voor BVD zijn insleep van de infectie via dragers, via acuut geïnfecteerde dieren die het virus in hun bloed hebben of via besmet materiaal de belangrijkste routes.
De huidige besmettingen met BVD type 2 komen waarschijnlijk door import van besmette kalveren uit Duitsland.
Verschijnselen
Klinisch beeld zoals dat nu bij de vleeskalveren voorkomt: Symptomen beginnen twee weken na de aankomst van de kalveren. Besmette dieren vertonen lichte tekenen van ademnood (hoesten en een verhoogde ademhalingsfrequentie) met temperaturen van meer dan 40,5 °C in de meeste gevallen. Medicatie slaat niet aan. Dieren worden depressief en gaan liggen, met ernstige en soms bloederige diarree. In sommige gevallen worden bloedingen waargenomen (langdurige bloedingen uit injectieplaats). 90 procent van de getroffen kalveren sterft binnen twee of drie dagen na het begin van de klinische symptomen. Bij sectie worden er milde tot ernstige beschadigingen in het longweefsel vastgesteld en in sommige gevallen puntbloedingen en meerdere bloedingen in het lichaam. Minder dan 10 procent van de kalveren vertoont tekenen van herstel en de dieren krijgen bijna allemaal secundaire infecties.
Behandeling en preventie
Op besmette bedrijven worden hygiënemaatregelen geadviseerd om de verspreiding binnen het bedrijf in te perken en besmetting naar andere bedrijven te voorkomen. Hierbij wordt aandacht besteed aan koppelbehandelingen, dierverplaatsingen, afvoer van kadavers en afvoer van mest, maar ook aan informeren van de omgeving zodat kan worden besloten over preventief vaccineren. Het vaccin dat tegen het gebruikelijke BVD type 1 gebruikt wordt, is ook werkzaam tegen het BVD type 2. De vaccinatie bestaat uit twee injecties met drie weken ertussen.
Indirecte besmetting via materialen kan voorkomen worden door extra hygiëne op besmette bedrijven in acht te nemen. Denk hierbij onder meer aan aparte kleding, spuiten/naalden, mestafvoer, gebruik machines.
Bij aankopen van dieren is het belangrijk om de bedrijfsstatus van herkomst van de dieren na te gaan.