Geboortediarree wordt tegenwoordig vaak veroorzaakt door de clostridiumbacteriën: C. perfringens en C. difficile) . Deze bacterie wordt een boosdoener zodra de darmflora van de jonge big in onbalans raakt.
Geboortediarree is een grote schadepost op een zeugenbedrijf.
Oorzaak
De clostridiumbacterie kan toxinen (gifstoffen) produceren en deze toxinen zorgen ervoor dat het darmslijmvlies van de biggen wordt beschadigd. C. perfringens kan wel zestien verschillende toxinen produceren, afhankelijk van de omstandigheden. Het ene toxine geeft meer schade dan het andere. Er worden niet altijd toxinen aangemaakt; pas als er voldoende kiemen aanwezig zijn, gaat ‘de schakelaar om’ en komt de toxineproductie op gang.
Naast de productie van gifstoffen heeft clostridium nog een tweede wapen: de vorming van sporen. Deze bacteriesporen kunnen wel tientallen jaren in de omgeving overleven.
Verschijnselen
Afhankelijk van het geproduceerde toxine, raakt het darmslijmvlies van de big meer of minder beschadigd. De darm is verdikt en aan de binnenzijde wordt bij pathologisch onderzoek een ‘beslag’ van afgestorven weefsel gezien. C. perfringens geeft een ernstiger ziektebeeld dan C. difficile.
Bij geboortediarree door de clostridiumbacterie ziet de varkenshouder een roodbruine waterige diarree met een heel onaangename geur. De biggen worden snel slap en sterven snel. De kans op redding is klein.
De aanmaak van toxinen door de clostridiumbacterie kan plotseling op gang komen. Daardoor kunnen biggen er op het ene moment nog gezond uitzien en op het volgende moment dood in het hok liggen.
Behandeling en preventie
Geboortediarree door clostridium is slecht te behandelen, ook met antibiotica. Varkenshouders kunnen wel preventieve maatregelen nemen. Zo kunnen ze ervoor zorgen dat de biggen tijdig voldoende biest opnemen. Overvoeren is niet goed. Dat komt nogal eens voor na overleggen. Eerst had de big nauwelijks te drinken en na overleggen is er biest/melk in overvloed. Nutriënten die niet in de darm worden opgenomen, zijn in potentie een bron voor overgroei in de darm van clostridium.
Sommige clostridiumtoxines kunnen in de darm worden afgebroken door enzymen, zoals trypsine, waardoor ze geen schade aanrichten. Sommige voedingsmiddelen remmen echter de werking van trypsine, zoals soja en aardappelproducten. Oppassen dus met deze voeders. Ook bijproducten uit de levensmiddelenindustrie bevatten soms trypsineremmers. Het is niet altijd bekend wat de samenstelling van dergelijke bijproducten.
Een behandeling van jonge biggen met antibiotica, bijvoorbeeld na de standaard-ingrepen, betekent tevens een aanval op de darmflora en een extra risico op geboortediarree. Dus geen grondige antibioticumbehandelingen bij jonge biggen.
Drinkbakjes, bijvoorbeeld met electrol ter voorkoming van uitdroging bij diarree, raken al gauw bezoedeld. Bezoedeling van drinkbakjes leidt gemakkelijk tot verstoring van de darmflora.
Moederdieren kunnen eventueel worden gevaccineerd tegen C. perfringens om zo de jonge biggen te beschermen via de antistoffen in de biest. Het effect van vaccinatie is in het algemeen redelijk, maar kan wisselen. Het is belangrijk dat biggen melk van gevaccineerde zeugen blijven drinken, want daarin zitten ook antilichamen tegen toxines. Tegen C. difficile is nog geen vaccin beschikbaar.
Wanneer vaccinatie wordt overwogen, is het verstandig eerst te bepalen met welk type men van doen heeft: C. perfringens (wel een vaccin) of C. difficile (geen vaccin). Mestbemonstering in combinatie met pathologisch onderzoek geeft hier inzicht in.
Hygiëne is belangrijk. Verspreid geen diarree-mest over het bedrijf in de veronderstelling hiermee immuniteit bij de andere dieren op te wekken. Deze handelwijze zal eerder als gevolg hebben dat de infectie hardnekkig persisteert op het bedrijf en verdwijnt gegarandeerd niet.