De Amerikaanse neurochirug Harvey Williams Cushing (1869-1939) heeft de ziekte van Cushing voor het eerst bij mensen beschreven in 1932 met een tumor in de hypofyse als oorzaak. In hetzelfde jaar werd een vergelijkbare ziekte bij het paard gedocumenteerd. Een van de opvallendste kenmerken van de ziekte van Cushing bij het paard is overmatige haargroei. De ziekte wordt gewoonlijk opgemerkt vanaf een leeftijd van 12 tot 15 jaar opgemerkt en de gemiddelde leeftijd van paarden met Cushing bedraagt 20 jaar.
Oorzaak
De oorzaak van de ziekte van Cushing bij het paard is gelegen in een tekort aan de signaalstof dopamine in de middenkwab van de hypofyse. De hypofyse is een aanhangsel van de hersenen dat een belangrijke rol speelt in de hormoonhuishouding. Dopamine zorgt ervoor dat het aantal cellen in de middenkwab van de hypofyse binnen proporties blijft. Bij een tekort aan dopamine ontbreekt deze remmende invloed op de grootte van de middenkwab, wat uiteindelijk zelfs kan leiden tot het ontstaan van een (meestal goedaardige) tumor in de hypofyse. De tumor zorgt voor een toename van de productie van hormonen aan het bloed, zoals ACTH. De toegenomen ACTH-concentratie zorgt ervoor dat de bijnierschors een overmaat aan cortisol produceert en afgeeft aan het bloed. Wat aan het dopaminetekort ten grondslag ligt blijft speculeren.
Verschijnselen
Een van de opvallendste kenmerken van de ziekte van Cushing bij het paard is overmatige haargroei (hypertrichosis). Het ontstaan van (lang) krullend haar (vaak gepaard gaand met zweetplekken) is eveneens een aanwijzing voor de ziekte van Cushing. De derde vachtafwijking die kan worden waargenomen is kleurverandering van de haren. Leidt ouderdom meestal tot vergrijzing, in geval van de ziekte van Cushing bij het paard komt het nogal eens voor dat de haren goudkleurig worden.
Een ander verschijnsel is een uitpuilend vetkussentje boven de ogen in plaats van een kuiltje, wat oude paarden normaal gesproken hebben. Dit komt bij ongeveer 15 procent van de paarden met de ziekte van Cushing voor.
Ernstig wordt de ziekte van Cushing als er complicaties optreden. De twee belangrijkste zijn hoefbevangenheid (laminitis) en secundaire suikerziekte (diabetes mellitus). Hoefbevangenheid is erg pijnlijk en suikerziekte kan leiden tot snelle vermagering in combinatie met veel plassen en drinken. Omgekeerd ligt aan hoefbevangenheid nogal eens de ziekte van Cushing ten grondslag, terwijl suikerziekte bij het paard eigenlijk altijd veroorzaakt wordt door de ziekte van Cushing. De klinische verschijnselen kunnen per diersoort sterk verschillen.
Paarden met de ziekte van Cushing vertonen meestal pas veel plassen en drinken als suikerziekte als complicatie is opgetreden. Andere zeldzamere complicaties van de ziekte zijn verhoogde gevoeligheid voor secundaire infecties, onvruchtbaarheid, blindheid (door druk van de vergrote hypofyse op de kruising van de oogzenuw) en epileptiforme aanvallen.
Diagnose, behandeling en preventie
Klinische diagnose kan gesteld worden op basis van vachtveranderingen. Dat is het eenvoudigst in het voorjaar.
In het laboratorium kan de concentratie van het hormoon ACTH worden bepaald: paarden met de ziekte van Cushing hebben met name in het najaar hogere concentratie van ACTH in het bloed dan gezonde dieren. Vermijd bij het bloed afnemen stress bij het paard, want stress kan zorgen voor een miswijzing in de uitslag.
Voor onderzoek naar suikerziekte verdient het aanbeveling om tevens een bepaling uit te voeren van de glucoseconcentratie in het bloed.
Chirurgisch is de aandoening niet te verhelpen bij het paard. Bij overmatige haargroei volstaat frequent(er) scheren. Bij het zich ontwikkelen van complicaties als hoefbevangenheid en suikerziekte, kan overwogen worden het dier met medicijnen te behandelen. Gezien de oorzaak van de ziekte, ligt het het meest voor de hand om het tekort aan dopamine aan te vullen, en daartoe zijn zogenoemde dopamine-agonisten beschikbaar als tablet, namelijk pergolide of bromocriptine. De behandelduur is meestal levenslang of totdat het medicijn onwerkzaam wordt.
Bron: Han van der Kolk, dierenarts bij Euregio Laboratory Services in Maastricht