De symptomen van klinische paratuberculose zijn vermagering, afwisselend diarree en verstopping en soms oedeem in het keelgebied (door eiwitgebrek in het bloed). Gemiddeld toont echter slechts vijf procent van de zieke dieren de symptomen. Eén ziek dier in een koppel betekent dus nog 19 besmette dieren. Deze dieren zijn subklinisch ziek, zien er niet ziek uit maar scheiden de ziekteverwekkende MAP-bacterie wel uit. Deze vermeerdert zich buiten de koe niet, maar overleeft er wel en kan door ‘schone’ dieren worden opgenomen.
Vooral jongvee tot een jaar is bijzonder gevoelig voor paratuberculose. Dat zij niet in contact komen met (mest van) besmette (klinisch en subklinisch) koeien is van groot belang. Gescheiden afkalven is dus een zinvolle maatregel. Welke andere maatregelen kunnen bijdragen lees je in Elite oktober-november 2016. Een kalf kan zelfs besmet geboren worden als het moederdier MAP uitscheidt. De praktische maatregelen zijn dus niet afdoende om paratuberculose uit te bannen.
Lees ook:
De melkprijs afdekken op de beursWil je de ziekte wel van je bedrijf bannen, dan is het ten eerste van belang de subklinisch zieke dieren in de koppel te vinden. Zowel mest, bloed als melk kan vertellen of een dier subklinische paratbc heeft, maar geen van de tests is de ideale test. Of ze zijn traag, of ze vinden de nauwelijks uitscheidende dieren niet. Voorzie eenmaal geïdentificeerde subklinisch zieke dieren van een pootband en vermijd dat deze dieren contact hebben met jongvee, koop alleen dieren aan die gecontroleerd zijn. Meer over de ziekte, de bedrijfseconomische gevolgen, de bestrijding en de risico’s die het de melkveehouderij als sector oplevert, op pagina 34 tot en met 37 in de oktober-novemberuitgave van Elite.